Bekijk hier de video van dit verhaal
In Nazareth staat een kleine huisje. Daar woont Maria. Maria moet hard werken, ze maakt haar huis schoon, wast de kleren en doet boodschappen. Maria heeft niet veel geld, ze is arm. Op een dag als Maria druk bezig is, wordt haar huis ineens vol met licht! Een engel van God staat inde kamer. Hij zegt ´ik ben Gabriël, ik kom je iets heel moois vertellen. Je zult een kindje krijgen en Hem Jezus noemen’. Maria schrikt enorm, maar de engel zegt ‘weest niet bang. Jij wordt de moeder van Gods Zoon! Hij zal de koning van Israël zijn!’
Maria vertelt alles aan Jozef, haar vriend, met wie ze zal gaan trouwen. Dan komt er een brief van de keizer ‘Alle mensen in mijn land moeten geteld worden. Daarom moet iedereen naar de plaats waar hij geboren is. Jozef en Maria zijn in Bethlehem geboren, daarom gaan ze op reis naar Bethlehem.
Ezel moet Maria dragen. Het kindje in Maria’s buik groeit: haar buik wordt dikker en dikker. Ze kan niet meer zo ver lopen. Jozef haalt ezel en Maria gaat op zijn rug zitten. Daar gaan ze: op reis naar Bethlehem. Het is al avond als ze aankomen. Jozef is moe, Maria is moe en ezel is ook moe. Waar kunnen ze gaan slapen?
Alle huizen zijn vol met mensen, alle bedden zijn ook vol. Dan gaan ze naar een stal in het veld. De dieren zijn buiten, de stal is leeg. Die nacht wordt Maria’s kindje geboren: Jezus de zoon van God. Boven de stal in Bethlehem staat een prachtige ster. Het is feest! Jezus is geboren! Verderop zijn herders, zij passen op hun schapen. Plotseling staat er een engel bij hen en zegt: Jezus is geboren! Ga snel kijken! Je zult Hem vinden in een voerbak voor dieren met doeken om Hem heen gewikkeld.
De herders gaan snel zoeken en vinden de stal met daarboven die prachtige ster! In de stal zien ze Jozef en Maria en ….. Jezus! Het nieuw geboren babytje, de zoon van God! Wat zijn de herders blij! Ze vertellen Jozef en Maria wat de engel van God gezegd heeft. Het is FEEST!! Jezus is geboren!